Het nieuwe van Jezus
Dat Friese en Germaanse volken zich verzetten tegen de verovering van hun grondgebied door het Frankische rijk, valt goed te verstaan. Maar waarom ook die weerstand tegen ‘het goede nieuws’ van Jezus?
Volksstammen denken niet globaal of universeel, maar etnocentrisch, vanuit eigen groep en gebruiken. De wereld bestaat uit wij en zij. Het individu ontvangt alles van het geheel en mag dit vooral niet bevragen. Andere stammen zijn natuurlijke vijanden. Geweld en wraak zijn deugden. Vrede was uitzonderlijk en moest onophoudelijk worden bevochten.
Germaanse religie was polytheïstisch. Geloven is zich laten aanspreken door eigenschappen van de godheid. De dagen van de week laten zien hoe sterk Germaanse religie verankerd was: naast een dag voor zon, maan en Saturnus, was er een voor Týr, woedegod Wodan (woede), dondergod Donar (donder) en liefdesgodin Frigge.
Archeologen laten zien dat op veel plekken dieren en ook mensen werden geofferd. Soms werden hooggeplaatsten met hun personeel begraven. Geschenken vergezelden de doden.
Het christendom is een religie voor álle mensen. De Schepper is Vader. In Jezus geloven draait niet allereerst om gebruiken, maar om Gods openbaring. Omdat het christendom dubbele liefde vraagt, is christendom cultuur van het hart. Gelovigen getuigen door hun persoonlijk geweten en hun levenshouding. Jezus noem wie arm zijn rijk. God wil geen bloedoffers maar inzet voor het welzijn van anderen.
Instemmen met Jezus ondermijnt de oude en sterke familiecultus. Dopelingen moesten hun oude goden en verwante gebruiken afzweren. Omdat de groep zwaarder telt dan het individu, zijn de leiders belangrijker dan de strijders.