Overweging 9 januari 2022
PREEK – Doop van de Heer – 8-9 januari 2022
Jesaja 40, 1-5.9-11; Titus 2, 11-14;3,4-7; Lucas 3, 15-16;21-22
Ongetwijfeld krijgen we het allemaal mee in deze vreemde eerste week van 2022; geen talkshow op t.v., geen gesprek op de radio, geen ontmoeting met familie of buren of iedereen vraagt zich af: hoe komt het allemaal? Komt er versoepeling? Kunnen we, gaan we weer open? Wordt het weer een klein beetje normaal? De smeekbede om perspectief klinkt van alle kanten: van studenten, van ouderen, van wie wil reizen, plannen had, familie wilde bezoeken wat verder weg, van mensen die slecht tegen deze donkere, natte grauwe, grijze tijd kunnen, eigenlijk zeggen ze allemaal: wanneer kan ik mijn sandalen weer aan? Naar buiten, vrij zijn? De zon? Toekomst… het gevoel hebben dat er weer een weg vooruit is zonder al te veel hobbels en kuilen, onzekerheden, beperkingen en angst na deze bijna 2 jaar: zonder al die onverwachte maatregelen waardoor je zoveel moet veranderen, aanpassen, omzetten.
Het woord ‘moedeloos’ viel deze week opvallend vaak.
Nu driekoningen voorbij is en de kerstboom door de versnipperaar of in de tuin of aan mootjes gehakt, worden we in de zondagsliturgie meegenomen door de volwassen Jezus – Zijn doop, Zijn doopsel. Maar vóór Jezus in beeld is, zien we Johannes de Doper voor ons: het doopsel dat hij toediende, was vooral een oproep tot ommekeer- en ja, veel volk komt eropaf. Kennelijk was ook dát een tijd, waarin mensen verlangden naar uitzicht. Een verlangen naar betere tijden, bevrijding uit de ballingschap, de Jesaja-lezing – juist toen groeide een openheid naar God. Terwijl de Romeinse keizer de scepter zwaaide, veel mensen ontevreden waren met de gang van zaken in de tempel, schept Johannes met die sandaal in de hand een nieuw perspectief. Hij verwijst naar een man uit Galilea die aanschuift in de rij. Johannes kent hem en is verwonderd dat deze Jezus vraagt om gedoopt te worden. Waarom zou ie? Hoe kan het dat Jezus, van wie we belijden dat hij zonder zonden was, zich toch laat dopen? Elk van de vier evangelisten maakt melding van dat doopsel van Jezus door Johannes. Belangrijk dus.
Waarom zóú hij zich laten dopen, Jezus? Veel later, nu dus, realiseren we ons goed dat de echte grootheid van een mens altijd schuilt in het feit dat hij zich diep kan bukken, dat hij kopje-onder durft gaan. Jezus dompelt zich onder in het water, stelt zich op als dienaar, wil liever als een slaaf de riem van sandalen vastmaken van een ander als dat hij dit láát doen, wast liever zélf zijn leerlingen de voeten als dat hij dat zich láát doen en zozal Hij later in Jeruzalem de kruisdood ondergaan. Die sandaal staat symbool voor dienstbaarheid- je bent vrij om anderen te helpen, omdat je elkaars gelijken bent.
De brief van Titus, de tweede lezing, beschrijft die dienstbaarheid.
Die sandaal representeert ook het gevoel dat je los kunt, je weg kunt vervolgen zonder gevaar of dreiging – zonder politiepost in je straat zoals Nederlandse politici tegenwoordig… En het zet aan het denken: kan het zijn dat, als mensen op een voetstuk terecht komen, dat ze dan nergens meer veilig zijn? Dat je, als je het goed doet, al snel doelwit wordt van tegenstanders??
Is dienstbaarheid dan helemaal een vergeten woord geworden?
Natuurlijk liep Johannes de Doper dat gevaar ook: men was enthousiast over hem, maar hij zwaaide met die sandaal: “Ik doop jullie met water, maar er komt iemand die veel groter is dan ik’, zegt hij. ‘Ik ben zelfs niet goed genoeg om de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal jullie dopen met de heilige Geest en met vuur.’ Nee, hij wou geen voetstuk. Johannes was vooral van het hoopgeven: Hij hielp mensen om zich vrij te maken van wat hen bedrukte en verlamde, van de begane fouten in het verleden, van een negatieve kijk op zichzelf en op anderen. Hij dompelde letterlijk mensen onder om opnieuw te kunnen beginnen en zette hen weer op hun voeten. Wat Johannes ons vertelt door dit Doopsel is dat niemand een superman of een halfgod hoeft te zijn, ook de nieuwe kabinetsleden niet, er is immers maar één Messias. En die was nou net van een gewone timmerman uit Galilea. En ja, we horen die stem uit de hemel die zei: “Jij bent mijn geliefde zoon, in jou vind ik vreugde.”
Voor God ben je altijd goed genoeg. ‘
Wij zijn ook gedoopt. Maar door ons doopsel hoeven we geen wonderkinderen te zijn, geen helden, geen heiligen, maar belangrijk is het om met sandalen aan onze weg te vervolgen en niet te beroerd te zijn om voor de ander te bukken, om een veter of riem los of vast te maken. Dopen maakt dienstbaar. Voetstukken maken trots. Het is waar: als je naar veel mensen opkijkt, zie je misschien onbewust de kleinen over het hoofd.
In de eerste lezing uit Jesaja horen over de toekomst die God voor ogen heeft, waarin er licht zal zijn voor alle volken, waarin blinden weer kunnen zien en bevrijding komt voor wie gevangen zitten. En Jesaja spreekt vooral over degene kómt om dit te verwezenlijken: iemand die niet schreeuwt, niet op een voetstuk hoeft, die dienstbaar gewoon doet wat moet worden gedaan. De persoon die Jesaja voor ogen heeft, lijkt op de Jezus, in de rij om gedoopt te worden; Jezus wilde maar één ding: bevrijding, perspectief, mensen hun weg laten gaan. Later is die God-op-komst ingevuld met de persoon van Jezus…
En ja, wij hebben vast ook sandalen, maar het is nog veel te koud en veel te vroeg om ze te kunnen dragen. Maar het evangelie vandaag biedt perspectief: denk aan je Doopsel en probeer te blijven gaan in het voetspoor van Jezus, dat is genoeg. Dus schoenen aan: houd moed en heb lief! Amen.