Lees hier de overweging van 21 april 2024!

4e zondag van Pasen B – 20-21 mei 2024 OVERWEGING

Handelingen 4, 8-12; 1 Johannes 3, 1-2; Johannes 10, 11-18    ROEPINGENZONDAG

We worden op deze zondag getrakteerd op het evangelie van de Goede Herder, dat geliefde Bijbelse beeld van de herder met zijn kudde of de herder met dat ene teruggevonden schaapje: we zijn er allemaal mee groot geworden. Waarschijnlijk weet iedereen wel dat het woord herder, in het Latijn ‘pastor’ is en zodoende is Roepingenzondag decennialang vooral gericht geweest op bidden voor en om priesters, diakens, herders voor de kerk. Al lang is dat begrip verbreed: het beeld van de herder staat nog altijd in een agrarische context, maar als we in onze tijd het woord ‘herder’ vervangen door coach, manager, leider, chef, therapeut, trainer, mentor, gezel, dan geldt hetzelfde.

Wij, die als gelovige mensen in het leven willen staan, wij kunnen geïnspireerd woorden door dit beeld van de herder. Immers, herder zijn is niet zomaar een beroep maar een manier van met elkaar omgaan. Vanuit het herder zijn van Jezus een herder zijn voor elkaar. Daarom schrijven we het herder-zijn niet enkel toe aan leiders binnen de kerk maar aan heel de samenleving.

Roepingenzondag is dus een oproep aan ieder van ons om vooral het herder-zijn waar te maken in het bijzonder naar de kwetsbaren die letterlijk een beroep op ons doen.

Het woord ‘herder heeft een positieve klank! En hoewel herders op onze Nederlandse heide- en weidevelden soms wat solitaire mensen lijken, eenlingen, die zich vooral op dieren richten en minder op de mensenwereld, toch horen we tegenwoordig de herder wel weer aan het woord als het gaat om de wolf.

Nee, die discussie van vóór of tegen ‘de wolf toelaten’ gaan we hier niet voeren, maar wat wel fascineert, is dat juist die herder zich bekommert om de veiligheid van wie aan hem of haar zijn toevertrouwd. Hij doet het nooit echt alleen… hij heeft een hond en hij heeft een fluitje om de kudde te beschermen tegen wélk geweld dan ook.

Natuurlijk komt het beeld van de herder uit een agrarische tijd en uit de agrarische wereld. Het is niet voor niets dat in het evangelie de leerlingen het beeld van de herder op Jezus toepassen. Ze hebben in Jezus ervaren, wie God voor hen is. In Hem herkennen ze de woorden in Psalm 23: ‘De Heer is mijn herder, mij zal niets ontbreken, Hij leidt mij naar grazige weiden’ Dit herder-zijn wordt opnieuw ervaren in Jezus’ eigen levenshouding. Zijn betrokkenheid op mensen is groot, Hij gunt mensen ruimte, voedsel om te leven. En hoewel we na Pasen in de meeste kerken alleen uit het Nieuwe Testament lezen, komt het beeld van de herder nog uit het Oude. De grote leiders van Israël werden “herders” genoemd zoals de aartsvaders, Mozes, David… Maar zij wisten dat alleen God zelf de uiteindelijke Herder was. De ervaring van de tijd van de Koningen leerde dat er ook herders waren die zichzelf weidden, geen goede herders waren. Daaruit groeide bij de profeten de droom dat eens de Heer zelf zou komen om zijn volk te leiden. God zelf werd de verwachte en ware Herder: Toen Jezus zich aandiende als de “goede” Herder, moesten de Joden begrijpen dat in Hem wel degelijk de echte, langverwachte Herder aanwezig was. Niet zomaar een romantische dierenliefhebber op de Drentse heide, maar een sterke Herder die met geluid de mensen wilde beschermen.  Dit herder-schap heeft Jezus aan zijn apostelen doorgegeven: “Weid mijn schapen” (Joh 21,17); en tot Petrus en zijn medewerkers: ” Weid Gods kudde… ‘daar komt het Pausschap achter weg: opdracht om Gods kudde te leiden..”De tekst vandaag is dus niet alleen maar een zachtzinnig en lieflijk evangelie-tafereel: het is ook harde strijd: Petrus in de eerste lezing wijst er al op dat Jezus’ herder-schap vaak verkeerd is uitgelegd, dat je als leider vaak het onderspit delft. Het 10e hoofdstuk van het Johannesevangelie legt de tegenstellingen tussen Jezus aan de ene kant, en de Farizeeën en de tempeloversten aan de andere kant, steeds meer open: Jezus spreekt de leiders van de tijd toe, die er geen fluit van begrijpen: “Jullie zijn huurlingen: je hebt geen hart voor de schapen, je denkt alleen aan je zelf.” Echte herders, dus ook pastores, coaches, leraren en trainers wordt een waakfunctie toegedicht: wegfluiten, uitfluiten van wie gevaarlijk is. Waken voor… net als de herder doet met zijn fluitje naar de hond en naar degenen om wie hij geeft.

Veel mensen in onze tijd hebben zo’n zelfde functie: zijn mantelzorger voor iemand, proberen voor een naaste een zorgende, een beschermer te zijn. Zij trekken aan de bel, blazen op de fluit als er onraad of hulp nodig is. En dat varieert van kinderen voor ouders, tot een partner voor de ander, tot een voetbaltrainer, een buurvrouw, een bedrijfsleider voor personeel, tot een vriend op afstand… mensen met een pastoraal hart: Voorbeelden van herders in onze tijd te over, herders, mensen die leven voor hun schapen, die altijd opnieuw van zich laten horen en soms zelfs geluidloos zorgen dat de ander niet verdwaalt of al te eenzaam wordt. Herders van 2024. Ze zijn er. Amen.