Lees hier de overweging van 20 augustus 2023
PREEK 20e zondag door het jaar A – 19-20 augustus 2023
Jesaja 56,1.6-7; Romeinen 11,13-15.29-32; Mattheüs 15,21-28
Het is me deze zomer weer méér dan anders opgevallen – als je elders bent, zie je nu eenmaal met een ander oog naar de dingen als wanneer je thuis bent of op de vertrouwde plekken: het viel me weer op hoe ontzettend verschillend mensen in deze wereld ‘eten en drinken’ en dat bedoel ik dan in de meest ‘basale’ betekenis van het woord: hoeveel mensen er chic uit eten gaan en hoeveel mensen toch nog op straat hun broodje eten of zelfs de zwervers in Parijs bij de bruggen, de stations, de hoeken van de straten. Het is niets nieuws als we hardop zeggen dat het verschil tussen mensen in deze wereld misschien het sterkst is in de wel of niet gevulde broodtrommel die ze bij zich hebben. Ook al zien we hoeveel mensen er reizen deze zomer en ogenschijnlijk gemakkelijk geld uitgeven, het aantal mensen met een lege broodtrommel is nog steeds onacceptabel groot: en dat verzin ik niet: dat hoorden we deze week al de demissionair minister van armoedebestrijding zeggen en de cijfers van het CBS, maar dat blijkt ook uit de aantallen mensen in bootjes op de Middellandse Zee en aan de westkust van Afrika en sowieso de velen die vaak nog met brood onderweg zijn gevlucht voor oorlog maar nergens hun maag meer normaal kunnen vullen omdat ze worden gezien als ‘buitenlanders, asielzoekers, vluchtelingen’ of erger nog: vreemdelingen en vijanden.
We kennen de woorden allemaal… Het is een internationaal vraagstuk hoe hun trommels te vullen en hoe hen op te vangen, te huisvesten, hen van toekomst te voorzien als ze niet terug kunnen. Niet voor niets is hier in Nederland dáár het kabinet over gevallen en speelt dit in alle Europese landen. Misschien betrappen we onszelf er ook wel op dat we deze beelden niet meer tijdens het eten kunnen of willen zien – we krijgen het immers niet opgelost – en in feite staat het soms ook ver van ons.
Zo ongemakkelijk als dat voelt voor ons, hier en nu, zo voelde het al voor Jezus in zijn tijd toen, nota bene tijdens zijn vakantie, hij was even weg uit Galilea, hield retraite in een niet-gelovig gebied, de Kananese vrouw hem stoorde met een dringende vraag voor haar kind. Een niet-Joodse vrouw zonder naam, die wel 3x Hem met ‘Heer’ aanspreekt zoals Joodse mensen dat doen, die Jezus’ antwoord van ‘ho ho, eerst eigen volk’ wel hoort maar zich niet uit het veld laat slaan… die de ongemakkelijkheid van Jezus in zijn citaat uit de Bergrede ‘geef wat heilig is, niet aan de honden en gooi je parels niet voor de zwijnen’ wel beluistert maar in plaats van weggaat en afdruipt, erop doorgaat: ‘honden hebben immers genoeg aan kruimels’ – zij gelooft vast dat de kruimels van ‘brood’ stáán voor ‘heil’, dat die haar en haar kind al kunnen helpen. Dan pas voelt Jezus goed dat het heil van God ‘veel breder’ bedoeld is, bestemd is voor iedereen…. Een vrouw in grote nood en met een groot geloof…. Zij vestigt haar vertrouwen op Jezus: Hij kan maken dat het met haar dochter goéd komt… Ze staat daarmee voor alle mensen die worden gekweld om iemand die aan hun zorg is toevertrouwd, om een lege broodtrommel, letterlijk en figuurlijk. Duidelijk is dat Jezus overhoopligt met zichzelf en met de mentaliteit en de opvattingen waarin hij is opgegroeid. Wie niet leeft volgens de Wet van Mozes, heeft geen recht op de Liefde van God. Vandaar dat Jezus’ antwoord is: ‘Mevrouw, ik ben gezonden naar mijn eigen volk. Maar de vrouw zegt: ‘God heeft zovéél aan Israël te bieden’, zegt ze, ‘dat er voor de heidenen nog genoeg overblijft.’ Daar kan Jezus niet tegen op. U hebt een groot geloof zegt hij. En als Hij de grote nood ziet die uit haar ogen spreekt en haar groot vertrouwen hoort, beseft Hij dat Hij er ook voor haar kan zijn. Lege broodtrommels zijn niet nodig. God gaat altijd het gesprek met iederéén aan, sluit niemand uit, dat doen mensen. Hoe kan Hij weigeren? Deze zogenaamd heidense vrouw bevrijdt Jezus van zijn vooroordelen, angsten en twijfels. Het gaat Jezus om geloof. En het gaat hier om liefde zonder grenzen. Ons beeld van God heeft soms verruiming nodig… Geloven in God betekent ook aanvaarden dat wij – iedereen dus- door God aanvaard worden, zoals we zijn. Als wij dan de ander naast ons ook aanvaarden zoals ie is, zijn we zelf ook beeld van God. Waar Jezus aanvankelijk zijn leerlingen uitzond naar alléén de kinderen van Israël, heeft hij hen – met het oog op de broodtrommels – bij zijn afscheid naar alle volkeren gestuurd. Als wij met ons reizen en t.v. kijken gemakkelijk over de grenzen kunnen stappen, kan het ook niet moeilijk zijn om dat met ons denken en liefhebben te doen. Een mooie uitdaging, dat is zeker. Amen.