Lees hier de overweging van 19 juni 2022

PREEK SACRAMENTSDAG 18-19 JUNI 2022

Genesis 14, 18-20; 1 Korinte 11, 23-26; Lucas 9, 11b-17 RK Veendam, Prot Roodeschool, Jongerenviering Kloosterburen

Toen we afgelopen week op het nieuws in de kranten de rijen vluchtelingen in Ter Apel zagen staan – al of niet voorzien van een stoel, een tent en eten en drinken – wetend dat er geen bedden genoeg waren – en we tegelijkertijd alle onrust hoorden langs komen over Schiphol – de rijen bij balies waar vluchten geschrapt zijn en mensen kunnen niet wat ze zouden willen – en toen er ook weer ter sprake kwam dat er misschien een nieuwe virusgolf langs kan komen, toen dacht ik: vroeger zeiden we altijd: hoe komen we de winter door??? 

Nu is de vraag: hoe komen we de zomer door???  En het is gek: met dit prachtige weer kun je denken: heerlijk, laten we genieten van de zon, géén mondkapjes en een beetje vrijheid – voor zovèr ons werk dat natuurlijk toelaat – maar …er is een grote groep van de wereldbevolking voor wie dit niet geldt.

En nu laten we mensen uit Oekraïne en de honger in het droge Afrika nog ongenoemd.

De grote vraag is: Hoe zit het met onze reserves voor de zomer???

Zo kwam ik erop dat onze moeders en oma’s vroeger weckten: fruit, groenten, vlees zelfs. In de kelders van de huizen van ouders, opa’s en oma’s stonden de planken vol met potten geweckte etenswaren. Wecken, inmaken.  Wij zijn nu gewend om het hele jaar vrijwel alles aan groente en fruit te kunnen kopen. Vroeger moest men al in de zomermaanden gaan nadenken wat men zou gaan eten in de wintermaanden. Er werden extra erwten gedopt, kilo’s snijbonen door de molen gedraaid, wortels geschrapt, boontjes schoongemaakt, appels en peren geschild en bessen van steeltjes ontdaan. Allemaal om de winter te overleven, om in de wintermaanden groente en fruit op de tafel te kunnen zetten.

Want veel wás en kón er niet, maar éten moest je…daarom: weckpotten.

Ik kan dit nog doortrekken naar boerengezinnen waar ook nog geslacht werd en men hoofdkaas, balkenbrij, bloedworst en kaantjes at en bewaarde.

Dat was maar heel gewoon. Het zijn vragen die we ons niet meer stelden:

Hoe overleef je de winter? Hoe overleef je de zomer? Maar toch komen we ermee: Wat zit er – ook figuurlijk – in de weckpotten van onze kelders om verder te kunnen, om dóór te kunnen?

In de katholieke traditie heet deze tweede zondag na Pinksteren Sacramentsdag. Vroeger was dit de dag van de processies door de dorpen met de Monstrans en met ons Heer. De schriftlezingen dit weekend verwijzen er ook naar en gaan over eten en drinken en overleven. De grote menigte bij het meer van Galilea zou ook bij Ter Apel hebben kunnen staan – of op Schiphol – en al klinken de problemen op Schiphol als luxeproblemen, vakantie is voor veel mensen ook een vorm geworden van zomerrust of ‘even weg’- en dus ook een manier geworden van overleven.

In het voor ons wat onbekende Genesisverhaal draagt Melchisédek brood en wijn aan om de uitgeputte manschappen te versterken, hen een hart onder de riem te steken en ze weer op krachten te laten komen. Alsof hij het klaar had staan: Voedsel ter versterking… – het ging hem niet om de luxe, niet om gedekte tafels, smetteloos linnen, zilveren borden en lepels, het ging hem om voedsel als leeftocht, als proviand om iemands geloof te voeden. Met wijn kon men zich moed indrinken, als levenskracht. Deze Melchisédek was priester, oudste, en hij had het welzijn van mensen op het oog. Hij wist wat mensen nodig hebben, zowel eten als drinken als rustpauze, om daarna weer in de strijd van het leven ertegen te kunnen, om de zomer en de winter te overleven.

Eucharistie, avondmaal, is nooit anders bedoeld – als je wilt overleven, vertelt ons de Paulusbrief – blijf dan breken en delen om aan Mij te denken.

Overleven …iets achter de hand hebben, om ertegen te kunnen als het niet meezit, als je in de rij moet staan, als we weer – net als de afgelopen 2 jaar – misschien toch weer moeten wachten tot winkels opengaan. Overleven…

Zoals voor véél meer mensen dan wij weten, het leven één grote struggle is om de dag van morgen heelhuids door te komen, zo kennen we het misschien zelf ook in het klein.  

In die zo bekende evangelielezing van de wonderbare broodvermenigvuldiging vraagt Jezus ons als het ware te gaan ‘wecken’ zoals onze grootouders dat deden: deel met de ander en leef met het oog op morgen – kijk dóór die vijf broden en twee vissen heen – en gun elkaar wat. Nee, natuurlijk is er niet genoeg – er is nooit genoeg – maar als ieder produceert wat hij heeft aan geduld en aan solidariteit, als ieder even wacht tot ook die ander heeft – als ieder áanbiedt’ in plaats van eerst te pákken, dan komt wellicht niemand tekort.

Jezus zegt niet voor niets: ‘Geef elkaar maar te eten.’ – Dat is ook de diepgang van eucharistie/avondmaal in onze kerken: geen grote woorden, geen geroep en geschreeuw, niet haastig voorkruipen tot je je zin hebt, maar luisteren en liefdevol breken en delen. In de katholieke traditie zijn we bij het ter communie gaan daarom ook niet van het pakken, maar van het ontvangen. Dat is het – weckpotten vullen om te overleven, is ook ontvangen wat de natuur en wat het werk ons geeft – en daarvan delen – om te overleven.

Ons vieren in onze kerken is dus zeggen: Be my guest – een plek om te zitten, een beetje brood en een beetje vis – om te overleven en vooral om te delen met je naaste.  Dat is Sacramentsdag. Samen de zomer door – door te vieren om te overleven – en zeggen: God, mag ik bij jou? Ontferm U over ons, wees ons nabij. Overleef toch met ons. Amen.