Preek van 25 oktober 2020

PREEK 30e ZONDAG DOOR HET JAAR A 25 oktober 2020

Exodus 22, 20-26; 1 Thessalonicenzen 1,5c-10; Mattheus 22, 34-40        brevier

Iedereen, iedereen heeft wel iets in huis dat een belangrijke herinnering in zich draagt: of het nu een hoed is of een ring, een vaas of een foto…zo leven wij…in onszelf en in onze huizen léven verhalen en herinneringen die we meedragen – en in feite zijn al die verhalen en herinneringen verbonden aan mensen, aan een tijd in ons leven dat we verbonden waren of raakten met mensen.

Ik heb deze dagen weer wat vaker het brevier op mijn bureau van de pastoor bij wie ik in mijn studententijd woonde – hij was een diepgelovig mens, een pater, die – misschien nog heel traditioneel – elke dag zijn brevier bad…liep door de gangen van kerk en pastorie, bad in stilte…je zou hem nooit storen tijdens zijn breviergebed…. Een onuitwisbare herinnering….

En ieder die ooit verhuist, die ooit opruimt, weet ook: herinneringen neem je mee: je kunt veel missen, maar wat echt herinnert, houdt een plaats in je leven.

Deze tijd van het jaar, oktober, november, is ook een tijd van herinneringen….

We naderen Allerzielen, de dag, de dagen dat we gedenken allen die van ons heengingen en zeker hen van wie we het laatste jaar afscheid namen, mensen aan wie we volop herinneringen bewaren.

En misschien heeft deze coronatijd het nóg wel meer in zich: hoe deden we dat vóór maart…toen we nog gewoon bij iedereen op bezoek konden? Niet hoefden nadenken of het wel verstandig was? Onze ouders moesten dit eens meemaken! Herinneringen aan een Opa/Oma die vertelde over de Spaanse griep of aan schrijvers die over de pest in de Middeleeuwen hebben geschreven….

In feite is de Bijbel ook één heel groot boek met opgeschreven herinneringen- niet omdat iemand ze niet kon weggooien maar omdat ze een onuitwisbare boodschap in zich dragen….En die boodschap horen we vandaag in de schriftlezingen terug: Bemin God en je naaste als jezelf…en die zin alléén al is een herinnering van het Joodse volk waar het boek Exodus volop over spreekt…liefhebben van God en je naaste is alleen al belangrijk omdat je eigen herinneringen je daartoe verplichten…

Immers: wij hebben zorg te dragen voor de vreemdeling, voor de weduwe en de wees, voor de armen, omdat zowel in onze persoonlijke geschiedenis als die van een volk wij ook periodes gekend hebben waarin wij zelf op hulp van anderen waren aangewezen…Daarom ook de oude verhalen en gebeden in het brevier: herinneringen verplichten. Kinderen zeggen vaak van oudere ouders die hulp nodig hebben: tóén waren zij er voor ons, nu wij voor hén…. natuurlijk!

En ja, die liefde voor de naaste heeft alles met God te maken…de boodschap in de Bijbel is steeds: God zal zich niet onbetuigd laten, wanneer het recht van de zwakste met voeten getreden wordt.  Het laat God niet onberoerd hoe mensen met elkaar omgaan, het gaat hem aan het hart. Het liefhebben van God kan dus niet los gezien worden van het liefhebben van de naaste, en dan vooral de meest kwetsbare en weerloze, want elke mens is geschapen naar het beeld van God….

‘Wees lief voor vreemdelingen’, schrijft Mozes ‘Jullie zijn immers zelf vreemdelingen geweest. Je weet dus wat het betekent.’ Wees aardig voor vluchtelingen want jouw voorvaderen zijn ook misschien uit Frankrijk gevlucht of uit België, verjaagd omdat ze Hugenoten waren of katholieken…of wellicht door armoede, geweld en honger. Ongeveer niemand in Europa woont op de plek waar zijn voorouders altijd hebben geleefd. Ook ónze voorouders waren op zoek naar een woonplaats, net als Abraham en Mozes. Wees barmhartig voor mensen die uit de oorlog komen, want jullie ouders hebben zelf de oorlog meegemaakt, bombardementen, executies en vervolgingen. Vergeet niet de kinderen die honger hebben, want jullie overgrootouders hebben honger gehad. Vergeet niet de zieken; je hebt toch zelf ook wel eens met koorts in bed gelegen. Herinner je, dan gaat naastenliefde vanzelf!  In de lezingen vandaag staan volop voorbeelden: Vraag gerust rente, maar verrijk je nooit aan de armoede van een ander. Als hij je zijn mantel leent, geef die dan wel terug als de kou invalt. Je hebt immers zelf ook wel eens kou geleden! Joodse wetten zeggen alles over ons gewone leven van elke dag: 613: 248 geboden en 365 verboden-248, net zoveel als er botten in ons lichaam zijn; 365 net zoveel als er dagen in het jaar zijn. Samengevat door Jezus met de formule: Heb je naaste lief, want die ander heeft liefde net zo hard nodig als jij. En dat herhalen, blijven herhalen net als het brevier….

We vragen ons wel vaak af: Hoe kun je liefde doen en hoe houd je vol? Hoe kan ik er steeds aan denken? Mijn Amsterdamse pastoor zou zeggen: bid je brevier…herhaal…blijf de Bijbelteksten lezen, zinnen uitspreken en in daden omzetten… Ramses Shaffy, de in 2009 overleden zanger, zou zeggen: “Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder” zeven levensmotto’s waarin zowel de zorg om zichzelf als de zorg om de ander ter sprake komt en zeker ook de openheid naar het mysterie God. Herinner je altijd die woorden!

In zijn vele toespraken tijdens de coronatijd stelt Paus Franciscus dat wij “als Gods schepsels van nature sociale, creatieve en solidaire wezens zijn met een mateloze mogelijkheid tot liefhebben.” We hoeven dus niet veel méér dan gewoon onszelf te zijn – te blijven bidden, te blijven lachen, te blijven werken en bewonderen…en vooral te blijven liefhebben…het gaat vanzelf als we ons maar blijven herinneren dat we door God geschapen zijn. En God is liefde. Amen.

NHS