Preek van 24 oktober 2021

PREEK 30e zondag door het jaar A – 23-24 oktober 2021

Jeremia 31,7-9; Hebreeën 5,1-6; Marcus 10, 46-52

Het is weer even wennen: ’s avonds echt vroeg donker al – en ‘s morgens steeds later licht. Al onze lampen gaan weer aan – en toevallig moest k deze week wat lampjes vervangen. En toen ‘zag’ ik het weer…licht, dat heb je nodig om te zien. En ja…we leven inmiddels in een tijd waarin we het steeds maar niet zien: eerst en vooral vooruitzien: hoe komt dit najaar en straks de winter eruit te zien – houden we scholen, kerken en horeca open, de groepsgrootte zoals nu? En…

Zien we ook wat er nodig is om de klimaatcrisis en de woonproblemen op te lossen? Zien we wat er kan? En …misschien nog wel dringender nu we hoorden over die 1100 uit huis geplaatste kinderen door de toeslagenaffaire: zien we hoe we mensen recht kunnen doen die onschuldig slachtoffer van administratieve fouten werden? – en dan laten we de overstroom van vluchtelingen nog maar onbesproken, terwijl dat hier ook maar een klein stukje fietsen vandaan is… Hoeveel licht, hoeveel lampjes zijn er nodig om te zien en te begrijpen wat er nodig is, hoe het anders kan, hoe we grote zorgen kunnen oplossen?

Onze wereld vraagt om herstel…om nieuw indraaien van lampjes om ons licht erover te laten schijnen en niet te blijven steken in – wat tegenwoordig ongeveer elke instantie zegt: “ik zal er even naar kijken”. Het gaat n.l. niet om kijken, het gaan om zien!!!

De schriftlezingen deze zondag – die ook nog staan in het kader van Wereldmissiedag, Missio – verwijzen naar het omzien van God naar mensen.

Ooit sprak God ‘er zij licht’ en er was licht, maar het is sindsdien aan de mens om nieuwe lampjes in te draaien- maar altijd opnieuw zullen we over God lezen als de God die juist ziet naar mensen die onderdrukt worden, naar – zoals Jeremia in de eerste lezing zegt naar blinden en lammen, naar zwangere en barende vrouwen en brengt ze bijeen. Zo ontmoeten we vandaag de blinde Bar-Timeüs in het evangelie – en niet voor niets in Jericho, de open stad zonder muren. Zodra Jezus daar doorheen trekt naar Jeruzalem, wordt hij aangesproken als Zoon van David – Wie dat doet, heeft een goede kijk op de situatie. Letterlijk: de zoon van Timeüs; dat betekent: de zoon van wie God eert. Hij is blind, en wie blind is, wordt afgeschreven. Deze blinde man ziet Jezus als de Zoon van David. De mensen om hem heen, die niet blind zijn, zien dat blijkbaar allemaal niet, want zij vinden dat deze blinde man zijn mond moet houden. De zoon van Timeüs en de Zoon van David ontmoeten elkaar. Bartimeüs vraagt: ‘Maak dat ik zien kan’. En het gebeurt. Dat is heel bijzonder. Op zijn reis naar Jeruzalem heeft Jezus alleen maar tegenstanders ontmoet: Allemaal in wezen blinde mensen. Bartimeüs is in feite de eerste niet-blinde maar ziende volgeling van Jezus op reis naar Jeruzalem.

Tegelijkertijd: blindheid was in Jezus’ tijd een veel voorkomende ziekte. Blinde mensen waren sociaal en economisch totaal afhankelijk van wat anderen aan hen gaven. Ze waren gedwongen tot afwachten en bédelen. Wat doe je als je toch mee wilt doen? Roepen! Roepen tot Jezus terugroept. En Jezus zegt niet: ‘Ik zal je wel even beter maken, zielige man’, maar hij vraagt naar wat die ander zelf wil. Hij wil ‘zien’ – het licht aan. En – net als met Jericho zelf: de muren van duisternis waarin de blinde mens gevangen zit, storten in. Hij kan weer zien, hij doorbreekt ook de muur van onbegrip rond Jezus en volgt hem op Zijn tocht naar Jeruzalem… Zijn ogen gaan open voor wat het leven hem te bieden heeft. En ja, bij Bartimeüs staat er stroom op: met zijn blinde ogen heeft hij een goede kijk op de situatie.

Terug naar nu, 2021: is het niet zo dat juist mensen-in-de-knel vaak heel scherp zien wat er aan de hand is? Dat mensen die zèlf slachtoffer zijn geweest, juist helpen, als je een beroep op ze doet, zich juist kwetsbaar op durven stellen?

Is het juist daarom niet tijd dat er geluisterd wordt naar de Afghaanse families die op stoelen slapen in Ter Apel? Of naar ouders van de kindertoeslagen-affaire? Of naar de mensen die al jaren wachten op versterking of reparatie van hun door aardbevingen gescheurde woning? Of naar de mensen die al een jaar long-covid hebben?

Het licht gaat pas áán als geluisterd wordt naar roepende mensen – dan valt er iets van hen af. Dat zien we letterlijk in het verhaal: Als Jezus Bartimeüs roept, gooit deze zijn mantel af, zijn bedelaarsmantel, de mantel die hem beschermen moest tegen kou, misschien wel zijn enige bezit. De blinde kan dan loslaten en openstaan voor een nieuw begin. In veel ‘missielanden’ zoals wij ze noemen, zou opluchting zijn als daar eindelijk geluisterd werd, als lampjes werden ingedraaid zodat ze gezien worden, geholpen, met middelen, met vaccins, met aandacht. Meegaan met Jezus op zijn tocht, is licht bij je hebben om te horen wie er roept en om de ander letterlijk het licht in de ogen te gunnen.

Het kan niet moeilijk zijn, er is immers licht genoeg. Amen.