Preek van 11 juli 2021

PREEK 15e zondag door het jaar B – 10-11 juli 2021

Amos 7, 1-15; Efeziërs 1, 3-14; Marcus 6, 7-13   stratengids, stadsplattegrond

Het is lang geleden dat ik op een stratengids, een stadsplattegrond, soms op de computer, weer eens straten opzocht. ‘Waar ben ik nu?’ Inmiddels gaat alles via de tomtom in de auto en nu ik ook in Oost-Groningen werk en in – voor mij – totaal nieuwe plaatsen rondrijd, is opeens zo’n plattegrond wel weer heel erg handig. In welk deel van Winschoten rijd ik eigenlijk rond? Hoe kom ik Blauwestad weer uit? Hoe kom ik van Veendam in Nieuwe Pekela en: Is dit nu Noordbroek of Zuidbroek?  En zo kan ik nog even doorgaan natuurlijk.

Net als iedereen heb ik een lade vol met plattegronden van waar ik ooit woonde of vakantie vierde, maar die lade komt eigenlijk nooit meer open….

Als we vandaag meedenken met de zending en het reizen van zowel Amos als Paulus als Jezus zelf in het evangelie, moet de gids wel weer even uit de kast – en niet alleen om te zien ‘wáár’ ze zich bevinden, maar nog veel meer ‘hoe’ ze er zijn- en dan bedoel ik uiteraard niet per trein, bus, metro of elektrische fiets maar meer met welk gevoel men de zending zin geeft als je met mensen deelt, hoe je mens voor de ander bent, waar je die ander kunt raken en bemoedigen. En dan is het wáár wat het evangelie zegt: daar heb je geen tas, geen geld, geen eten, drinken of koffie met gebak voor nodig, je handen en voeten zijn genoeg. En die precies worden ook genoemd: staf en sandalen – handen en voeten om duidelijk te maken wat je bedoelt – en met je ogen en je mond kun je de ander bereiken; die stralen gevoel uit en geven geluid aan wat die ander nodig heeft. En het rare is: er zijn overal gidsen en plattegronden voor, handleidingen, routekaarten en recepten, maar voor het bemoedigen van mensen en daarmee het uitdrijven “van boze geesten”: geen woord, geen bladzijde. De instructies van Jezus duiden niet op een grote reis: Jezus’ leerlingen blijven in de buurt, niet verder dan een dagreis. Ze worden weerloos, zonder beveiliging, er op uit gestuurd. Geen wereldwijd zendingsprogramma: ‘gewoon gáán’, daarom sandalen aan en een staf mee om zich te weren en slangen weg te schuiven, zoals de staf in de Bijbelse wereld bedoeld is: als herdersstaf, een pastoraal attribuut: De schapen worden ermee geweid en geteld. Mensen toen en nu, gezonden om iets van het gebroken leven heel te maken, om heil te bewerken. En sámen, twee aan twee, niet alléén: dat was onderweg immers altijd al gemakkelijker: de één rijdt, de ander leest kaart – bovendien: Waar twee of drie bijeen zijn in mijn naam – zegt Jezus – daar ben Ik in hun midden. God zelf is reisgenoot en samen ben je getuigen van die God.

En ja… valt er eigenlijk nog uit te drijven aan onreine geesten?

Misschien hoeven we na deze week, de aanslag op onze misdaadjournalist, daar nauwelijks iets bij uit te leggen… de georganiseerde misdaad, de voorbereide criminaliteit, maar ook grove discriminatie, haat, geweld, mensen die worden geschoffeerd… om boze geesten te ontmaskeren, heb je geen kaart nodig…. In elke straat of aan elke weg gebeurt wel wat. En nee, met geld kun je ook niets… De leerlingen kwamen gratis, pro Deo, met hun hart en voor God. En als mensen je niet willen – zegt Jezus – schudt dan het stof van je af – zovelen hebben je nodig. Er zijn zoveel zieken die gezalfd willen, zoveel eenzamen zonder luisterend oor. De echte zending, die wij zelf trouwens ook ontvingen bij ons Vormsel, schuilt in onze motivatie… waarom doe je wat je doet? Wat is je eigen gids? Leef je uit een boekje? Of volgens een bepaald recept of vanuit een regel zoals kloosterlingen?

Voor Henri Nouwen, een Nederlands priester, theoloog, schrijver, hoogleraar, was “iedere mens een vindplaats voor God” – hij reisde tot zijn dood in 1996 rond om te preken en te schrijven, nooit om te bekeren of te genezen maar hij ontdekte dat op onze levensreis eigenlijk elke medemens jouw gids is.

In feite verging het Amos, de profeet en Paulus, de latere apostel ook zo.

Amos was schapenfokker, veeboer en vijgenteler, zeker niet van arme afkomst. In een tijd waarin de kloof tussen arm en rijk steeds groter werd, stelde hij als één van de eerste profeten zijn profetieën op schrift, eerst al als protest de uitbuiting van de armen. Rond 760 voor Christus was er strijd tussen religie en koningschap, tussen Noord en Zuid en Amos benoemt dat, als een echte misdaadjournalist. Geen wonder dat ze zo’n profeet liever kwijt dan rijk zijn. De priester Amasja uit Betel, in de 1e lezing, ziet Amos als concurrent en denkt dat hij het doet voor zijn eigen brood. Maar Amos reageert: “ik ben helemaal geen profeet behoor ook niet tot een bepaalde profetenschool maar God is mijn gids.” Amos klaagt alleen maar het onrecht aan – en precies daarom wil men hem het zwijgen opleggen. In een hymne in zijn rondzendbrief zegt Paulus met moeilijke woorden hetzelfde: ook Jezus is het zwijgen opgelegd terwijl God juist in Hem ons wilde verlossen.

Mensen uit de geschiedenis die op reis gingen met als enige plattegrond: om Gods belofte om de mens recht te doen, wáár te maken. Nee, als je iemand tegen-spreekt, wordt dat je vaak niet in dank afgenomen. Maar als je recht en gerechtigheid wilt, dan is de route toch om te doen wat gedaan moet, om te zeggen wat gezegd moet en dan heel rustig het stof afschudden en verder gaan. Immers, God zorgt, ondanks alles, Hij zorgt en Hij verlost. Amen.