Een bijzondere herinnering van Johan Bos, Uithuizen
Johan Bos (1939) vertelde het volgende:
‘Op 1 oktober 1958 moest ik me melden in Nijmegen voor militaire dienst bij de Luchtmacht. Meer dan zestig jaren later vliegen mijn gedachten nog vaak terug naar wat zich vlak voor mijn vertrek afspeelde.
Mijn ouders hadden twaalf kinderen. Doorleren was er voor een slagerszoon in die tijd niet bij. Mijn oom Mans was voeger en wist nog wel een baas voor me. Zo kwam ik in de bouw terecht. Uithuizen had nog geen ambachtsschool. Ik kreeg technisch onderwijs in de ULO van de Hervormde Kerk.
Ik werkte bij Baar en Van de Woude, later werd dat Van Wijnen. Die leende mij uit aan aannemer Thijssing en Folkert Arends. We kregen een enorme klus. Architect Van Wissen uit Groningen had een restauratieplan voor het kerkgebouw ontworpen. De stenen pilaren werden vervangen door stalenzuilen. Ook de oude plavuizen werden vervangen. Persoonlijk begreep ik niet waarom dit moest, maar het was wel uitdagend.
De zuilen werd gemaakt door smederij Wolthuis. Ze werden vervoerd met een Mallejan. Dat is een smalle kar, ongeveer drie meter lang, met achteraan twee grote wielen. Zo’n wagen wordt meestal gebruikt voor het vervoer van boomstammen, maar het lukte goed hiermee de holle zuilen de kerk in te schuiven. De oude pilaren werden één voor één vervangen. Eerst werd een stevig stalen stutwerk gebouwd om de druk van het dak op te vangen. In het kapiteel werden gaten geboord met een doorsnee van ongeveer 15 centimeter. Daar staken we ijzeren staven door en die lagen op stevige metalen steunders. Daarna werden de oude pilaren met beitelhamers verwijderd. De zuilen waren hol en werden gevuld met zand.
Toen we met een kango de oude plavuizen hadden verwijderd en vervolgens bezig waren met de betonlaag er onder, gebeurde iets dat ik nooit zal vergeten. Onverwacht verdween de punt van mijn breekhamer in een gat onder het cement. We boorden door in het cement en er kwam een grafkeldertje vrij in de vorm van een kruis. Het keldertje was ongeveer tweeënhalf meter lang, één meter breed en ongeveer een meter diep. In de linker arm van het kruis bevond zich een eikenhouten kistje. Toen we het openden, zagen we hierin menselijke resten: een schedel en nog veel meer mensenbotjes, alles keurig opgestapeld. We plaatsten het terug. Het grafje werd gevuld met puin. Ik vind dit nog altijd jammer. Het had eerbiedig leeg moeten blijven. Later is er een tegeltje op geplaatst. Het bevindt zich vooraan links, aan de Mariakant.’
Van wie deze resten zijn? Van een Friese priester, Wilhelmus Josephus d ’Andrée. Hij werd geboren op 21 mei 1730. In 1752 werd hij priester gewijd. Al vijf jaar later kwam hij in Uithuizen en diende de katholieke gemeenschap bijna 60 jaar. Hij overleed op 28 augustus 1816.
Iets over zijn tijd? Na de Reductie (1594) mochten katholieken niet samenkomen. Dat deden ze toch. Eerst in het geheim in schuilkerken, toen in een schuurkerk aan de Achterweg/Schoolstraat. De Heerma’s (Holwinde) beschermden de missiepost van Uithuizen. Ongeveer een vijfde van de bevolking was katholiek. In 1777 gaven de Provinciale Staten de katholieken in Uithuizen toestemming hun schuurkerk te verbouwen. Hierin speelde D’Andrée vermoedelijk een rol; hij werd in de kerk begraven. Toen de huidige kerk werd gebouwd (1860), werden zijn resten erkentelijk overgebracht en bijgezet.
Is er nog meer van deze man bekend? Zijn levensloop bijvoorbeeld? Zijn belevingen?
Wat zou zijn boodschap zijn aan mensen van hier en nu?
jtw