Het nieuwe in Saksenland
In de Saksenmissie van Karel de Grote konden Saksen kiezen tussen christendom of oorlog. Er waren bloedige vergeldingsslagen. In de Saksenoorlogen (772-804) konden Saksen kiezen tussen doopsel of dood. Karel trok zich weinig aan van een brief van Alcuïnus die de dwangdoop afkeurde. Widukind (743-807) vocht tot 785 door. Na zijn overgave, werd hij gedoopt. Met Karel de Grote als peetvader, werd Widukind zijn geestelijk kind. Hij moest dus ‘liefdevol’ meewerken met de missionering van zijn onderdanen.
Karel maakte van Saksen twee aartsbisdommen: Keulen en Mainz. Vandaar dat Liudger in 793 met steun van Karel de Grote in Keulen gewijd werd tot bisschop van Münster. Dat gebeurde door Hildebrand, de eerste aartsbisschop van het hele Heilige Roomse Rijk van Karel de Grote.
Liudger werd de eerste bisschop van Münster, waartoe ook Friesland behoorde. Hij volgde de nadrukken van zijn voorbeeld Bonifatius: de vorming van priesters en de bouw van plaatselijke kerken voor veelvuldige eredienst. Kerken werden centra voor wegenbouw en maatschappelijk leven, inclusief markt, handel, afspraken en feesten.
In Mimigernaford stichtte Liudger een klooster met kanunniken (bisdompriesters) en in Werden een privé abdij met monniken. Mimigernaford werd naar dit ‘monasterium’ (klooster) genoemd; aldus de naam Münster. Vooral Werden werd een plek van literaire, theologische en artistieke prestaties. Veel land en boerderijen werden geschonken aan de abdij.